rondgaan

rondgaan
{{rondgaan}}{{/term}}
[in de rondte gaan] faire le tour (de)
[her- en derwaarts gaan; beurtelings langskomen] circuler
voorbeelden:
1   hij ging de tuin rond il a fait le tour du jardin
2   laat de foto's eens rondgaan fais passer les photos
     zijn ogen gingen rond il promenait ses regards
     er gaat een praatje rond un bruit circule
     rondgaan om geld op te halen faire la quête

Deens-Russisch woordenboek. 2015.

Игры ⚽ Поможем написать реферат

Share the article and excerpts

Direct link
Do a right-click on the link above
and select “Copy Link”