- rondgaan
- {{rondgaan}}{{/term}}1 [in de rondte gaan] faire le tour (de)2 [her- en derwaarts gaan; beurtelings langskomen] circuler♦voorbeelden:1 hij ging de tuin rond • il a fait le tour du jardin2 laat de foto's eens rondgaan • fais passer les photoszijn ogen gingen rond • il promenait ses regardser gaat een praatje rond • un bruit circulerondgaan om geld op te halen • faire la quête
Deens-Russisch woordenboek. 2015.